
Rise
Ja, Rise... Of nou ja, Johan noemen we ‘m tegenwoordig meer. Man, vroeger was hij echt een van de gekste hier in Winschoten. Als je de verhalen hoort van toen, dan vraag je je soms af of het over dezelfde gast gaat die nu tegenover je zit, rustig z’n koffie te nippen en glimlachend om oude herinneringen. Vroeger was hij gek als een deur, vol bravoure, altijd in voor het volgende avontuur. Maar nu, nu zie je een man die tevreden is met de stilte, met z’n verhalen en een veel rustiger tempo.
Het is grappig, want toen we laatst samen aan het bijpraten waren, begon hij zelf ineens over hoe anders het allemaal was. “Je weet wel,” zei hij, “vroeger dacht ik dat ik de hele stad moest veroveren. Elke muur, elke brug, dat was allemaal mijn canvas. Nu… ach, ik kijk daar toch wel anders op terug. Ook al moet hij eerlijk bekennen dat hij altijd blijft kijken naar graffiti spots en nieuwe werken van andere schrijvers.
En hij heeft gelijk. Als je hem nu ziet, een rustige man van ergens in de vijftig, zou je nooit zeggen dat dit dezelfde gast is die ooit, midden in de nacht, met z’n spuitbussen het dak van een oude panden opklom om daar toffe pieces te maken. Hij vertelt het met een kleine glimlach, bijna verontschuldigend. “Ik was jong en dacht dat ik onoverwinnelijk was, weet je,” zegt hij, terwijl hij de pieces in de tunnel staart. “We hadden lef, misschien wel iets té veel lef soms.”


Zijn bekendste werken, daar hebben mensen het nog steeds over. Een van de vele kleurrijke pieces die hij heeft neergezet op plekken waar niet veel zich aan durfde te wagen. Midden in de nacht, zonder iets te plannen, gewoon doen. Dat was Rise. “Die adrenaline, joh, je hebt geen idee. Niks was mooier dan die bakken pakken,” zei hij zachtjes, bijna alsof hij het voor zichzelf zei. “Het was niet eens alleen de kick van het illegale, maar ook dat gevoel dat je iets achterlaat. Iets wat blijft, zelfs als je zelf weg bent.”
Maar nu, nu is het anders. Johan doet het nog steeds, graffiti tekenen, maar meer voor zichzelf, op notitieblokjes op werk bijvoorbeeld. Hij zoekt niet meer de gevaarlijke plekken op, gaat niet meer de stad in op het scherpst van de snede. “Ik heb mijn tijd gehad,” zegt hij dan bescheiden. “Nu doe ik het gewoon omdat het nog steeds in me zit. Maar die behoefte om op te vallen? Ergens zou dat altijd in je blijven.


“Vroeger dacht ik dat ik de hele stad moest veroveren”

Hij lacht als ik hem vraag of hij nog weleens op pad gaat zoals vroeger. “Nee man,” zegt hij, “nu doe ik het rustig aan. De stad heeft genoeg van mij gezien.” Maar de passie, die is er nog steeds, alleen is het anders geworden. Rustiger. Hij praat niet graag over zijn oude werk, niet uit valse bescheidenheid, maar gewoon omdat hij het niet meer ziet als iets om mee te pochen. “Weet je,” zegt hij uiteindelijk, “ik heb nooit graffiti gedaan om beroemd te worden. Ik wilde gewoon iets achterlaten. En ik denk dat dat me wel gelukt is.”
Ja, Johan is ouder en wijzer geworden, dat merk je aan alles. Maar als je goed kijkt, zie je nog steeds die glinstering in zijn ogen. Diezelfde glinstering van die jongen met z’n spuitbussen, vol lef en plannen, maar nu verpakt in een man die vrede heeft gevonden met wie hij is. Wij sloten het gesprek af met een laatste belofte en een glimlach. " Om samen toch nog een keer een piece te verven in het tunneltje. Kijken of het na twintig jaar nog in zijn vingers zit".



